Tamara denkt na en beseft dat ze gauw met een plan moet komen want de papieren kunnen elk moment opgehaald worden. ‘Wie werkt er vanavond aan de overkant?’ vraagt ze aan Iris. ‘Iemand die we kunnen vertrouwen?’ ‘Volgens mij zou Yvonne werken, maar ik heb haar nog niet gezien’, zegt Iris somber. ‘Yvonne is wel oké’, zegt Tamara. ‘Die wil vast wel helpen. Laten we haar vragen een foto te maken van degene die straks de papieren komt halen. Ze staat toch altijd met haar telefoon te klooien, dus dat valt niet op. Dan hebben we om te beginnen al iemand op beeld die bij jou de deur binnengaat en er weer uitkomt. En ik kan getuigen over wat die politieman net allemaal heeft gezegd tegen jou.’
Iris kijk Tamara aan en zegt: ‘Ik weet niet of ik die criminelen wel tegen me wil hebben. Ik heb geen idee wie het zijn en wat ze doen, maar als we hen er ook inluizen, weet ik niet wat voor ellende ik me nog meer op de hals haal.’ Tamara kijkt bedenkelijk en beseft dat Iris gelijk heeft. ‘Kijk, van die criminelen heb ik volgens mij niets te vrezen’, zegt Iris. ‘Tenzij ik ze verlink. Mijn grootste probleem is die politieman.’ Dan vraagt Tamara: ‘Ken je zijn naam? En weet je op welk bureau hij zit?’ ‘Ja’ zegt Iris. ‘Hij heet Maurice van de Velde en hij komt van het hoofdbureau.’
‘Ik weet wel wie we daar kunnen vertrouwen’, zegt Tamara en ze pakt haar telefoon. ‘Hij is de baas bij Zeden. Ik ken hem goed. Hij heeft me zelfs eens meegenomen naar de paardentraining van de bereden politie’, zegt ze lachend terwijl ze door de contactenlijst in haar telefoon scrolt. ‘Ah mooi, hier heb ik zijn nummer. Jij mag het zeggen. Zal ik hem bellen?’ Iris vraagt ongerust of ze zeker weet dat ze hier goed aan doet. ‘Tamara, het zweet breekt me uit. Misschien is hij er ook bij betrokken en staan ze met z’n allen op mijn stoep straks!’ Maar Tamara zegt ervan overtuigd te zijn dat haar contact een ‘good cob’ is. Ze belt naar het nummer en hij neemt op. ‘Barend!’ roept ze blij. ‘Alles goed met je?’ Zonder het antwoord af te wachten zegt Tamara dat er iets gaande is waar ze met grote spoed zijn hulp bij nodig heeft. ‘Kun je deze kant opkomen?’ vraagt ze. ‘Ik ben aan het werk in de Oudekennissteeg, tweede raam links vanaf de Oudezijds Achter.’ Nadat er bevestigend is geantwoord, verbreekt ze de verbinding.
‘Iris’, zegt ze. ‘Als je het niet ziet zitten, vergeten we het. Gebruik je mensenkennis bij Barend straks. Vertrouw je hem niet, dan verzinnen we wel wat, maar ik denk dat dit nu moet stoppen.’ Iris zucht en zegt: ‘Oké, we doen het op jouw manier.’ ‘Dat is dan geregeld’, zegt Tamara. ‘Nu de volgende stap. Die papieren die je onder je matras hebt liggen. Zitten ze in een gesloten enveloppe?’ ‘Ik denk wel dat de enveloppe dicht zit geplakt ja’, zegt Iris. ‘Ik ga wel even kijken’. ‘Oké’, zegt Tamara. ‘Dan ga ik ondertussen even kijken of Yvonne er is en haar vragen of ze stiekem foto’s wil maken van elke man die aan jouw deur komt.’
Als Tamara even later terugkomt, zit Iris al klaar met de enveloppe die inderdaad dichtgeplakt zit. ‘Jij hebt hier een waterkoker staan toch?’ vraagt Tamara. ‘Als we het deel met de plakrand boven de stoom houden, kunnen we die voorzichtig los zien te krijgen’. Na een kleine 10 minuten, kijken de vrouwen met licht ontzag naar de stapel papieren in hun handen. Ze herkennen de namen die erin genoemd worden onmiddellijk. De hoofdpersonen uit de zaak waar deze getuigenverklaringen mee te maken hebben, zijn al weken in het nieuws. De verklaringen zijn behoorlijk belastend voor hen. Met afgrijzen beseffen beide vrouwen dat ze papieren in handen hebben die deze mannen, maar ook de getuigen, in grote problemen kunnen brengen. ‘Ik maak gauw foto’s van zoveel mogelijk pagina’s’, zegt Tamara.
Terwijl Iris de pagina’s voor haar ophoudt, maakt Tamara snel een foto van elk vel papier. Zodra dat is gedaan, doen ze alles terug in de enveloppe. De plakrand is zijn kracht kwijt en krult bovendien wat op. Iris is bloednerveus en staat op het punt om in tranen uit te barsten. ‘Wat nu’, roept ze uit. ‘Zo zien ze meteen dat er mee geknoeid is!’ Tamara is op haar best als ze onder druk staat en heeft al wat bedacht. Ze kleedt zich gauw aan om bij het café op de hoek te gaan vragen of ze lijm hebben. ‘Hou je gordijn dicht, ik ben zo terug’, zegt ze tegen Iris.
Tamara baant zich een weg door de overvolle straat. Aangekomen in het café slaakt ze een diepe zucht als ze ziet dat het binnen stampvol staat met als roze ballerina’s verklede mannen. Natuurlijk, een vrijgezellenfeest. André Hazes schalt uit de boxen en de vrijgezel wordt in z’n tutu op een kruk gehesen om verplicht mee te zingen. De jongens achter de bar hebben het razend druk en kijken niet erg gelukkig. Ze kent hen en wil het ze niet nog moeilijker maken vanavond, maar Tamara kan zo gauw geen andere plek bedenken om lijm of desnoods plakband te vragen, dus ze waagt het er toch maar op. Na op wat tenen te hebben gestaan en daarvoor te worden bedankt met een plens bier over zich heen, komt ze bij de bar en roept: ‘Cor mag ik je alsjeblieft even storen?’
Terwijl de barman op zoek gaat naar lijm, valt haar oog op twee mannen die aan de andere kant van de bar zitten en nogal uit de toon vallen tussen al het roze geweld. Eén ervan komt haar bekend voor. Ze denkt hem vaker gezien te hebben in de buurt en weet zeker dat het een boef is. Daar maakt ze zich normaal gesproken niet druk om, maar vanavond is alles anders en haar intuïtie waarschuwt haar. Cor komt terug met een Prittstift en een rol plakband. ‘Dit is alles wat ik in huis heb dat plakt moppie’, zegt hij. ‘Nou ja, behalve de bar dan, maar daar heb je niets aan.’ Tamara geeft hem een kus en snelt naar buiten. Ze voelt de ogen van de mannen aan de bar in haar rug prikken.
Eenmaal terug in de kamer van Iris maakt ze de enveloppe zo goed mogelijk dicht. De lijm is te zwak om te houden, dus ze gebruikt ook een strookje plakband. ‘Het oogt niet zo strak als het was, maar het moet maar’, zegt ze. Tamara voelt zich onrustig en heeft haast. Ze heeft Iris niets verteld van haar gevoel bij de mannen in het café. Dan zou ze zich alleen maar nog meer zorgen gaan maken. ‘Ik denk dat je je gordijn dicht moet houden. Dat geeft ons nog wat extra tijd als die ‘Don Vito’ er eerder is dan onze man. Ik ga weer achter mijn raam staan zodat ik hem kan zien aankomen.’
Volgende week het laatste deel!
Reacties Gesloten