Met een brede grijns op zijn door het leven getekende en gegroefde gezicht, deint hij mee op muziek die voor niemand anders hoorbaar is. Een grote man met een hoedje op en twee verschillende schoenen aan. Hij zit aan tafel met een kop koffie, maar heeft er nog niet van gedronken. Misschien is hij vergeten dat de hete koffie – waar hij zo-even nog naar verlangde, toen hij in de kou voor de deur van de dagopvang stond te wachten omdat hij te vroeg was – in rap tempo staat af te koelen. Als Stevie Wonder beweegt hij zijn hoofd van links naar rechts. De ogen gesloten.
Aan de tafel naast hem zit een straatgenoot te slapen; het vermoeide en loodzwaar ogende hoofd rustend op de armen. Zijn handen zijn zwart van het vuil, de donkere haren verwaaid en plakkerig. De broek aan zijn dunne benen is duidelijk aan vervanging toe. De vrijwilligster laat hem met rust want ze weet dat hij, vanwege een tekort aan bedden, vannacht op straat heeft rondgelopen. Ze aait hem even over zijn rug. Straks kan hij douchen en schone kleren uitzoeken in het rek gedoneerde kleding. De vrijwilligster zal hem misschien aanraden om te zoeken naar een warme jas, want vannacht was er al nachtvorst. Daarna is er soep.
De man met de grijns doet plotseling zijn ogen open en neemt een grote slok koffie. Vanonder het petje druipt water langs zijn hals. Hij heeft de douche al gehad. Hij voelt zich fris en weer even mens. Zijn vuile kleren liggen in de mand bij het bordje ‘wassen’. Morgen of overmorgen zal een ander ze dragen.
Reacties Gesloten