Ergens in de maand mei, zit ik op een bankje op de Dam waar ik tracht een zwerm duiven te fotograferen met het paleis op de achtergrond. Na enige tijd komt er een groep benevelde Polen aan. Ze settelen zich rondom een bankje naast me en al snel komt één van hen me om geld vragen. Ik begin een gesprek met hem en kom er zodoende achter waar ze vandaan komen. Ze zijn hun werk kwijtgeraakt, vertelt hij. Door corona. Of dat waar is of niet, het is in ieder geval duidelijk dat ze het moeilijk hebben. Ze zien er onverzorgd en wat verward uit. Eén van hen rent als een bezetene rond tussen de duiven en een ander staat, een stukje buiten de groep, met een blikje goedkoop bier in de hand te schreeuwen naar voorbijgangers. Ze slapen op straat want ze kunnen op de een of andere manier niet terecht in de opvang. Ze mogen ook nergens naar binnen om wat te eten. Ik vermoed dat dit iets met hun gedrag te maken heeft, maar dan nog is de situatie schrijnend. Ik geef hem wat kleingeld en hoop dat dit er niet voor zorgt dat de rest ook langskomt. We kletsen nog wat en dan gaat hij weer terug naar zijn groep. Als ik even later richting de Warmoesstraat loop, ligt er een man te slapen op de grond voor één van de gesloten cafés op de Dam. Dat heb ik nog niet eerder gezien op deze plek. Dat kon ook nooit want ‘normaal’ staan hier alle dagen van de week terrassen en is de straat druk bevolkt. Er komt een symbolische vergelijking in me op: corona lijkt op zich terugtrekkend water. Wat achterblijft op de grond, is wat de zee heeft uitgespuugd.
Inmiddels staan de terrassen er weer en ook op de Dam is het al drukker. Een vervolg op de vergelijking van eerder komt in me op. Het is vloed geworden. Wat op de grond lag, is weer meegenomen door het water.
Reacties Gesloten